Hoe wordt chronisch leverlijden opgevolgd

Is bij jou leverlijden vastgesteld, dan moet je van nabij opgevolgd worden. Ga 2x/jaar langs bij jouw leverarts. 

Om een inzicht te krijgen in de voortgang van de ziekte, de risico’s en de prognoses zal je arts meestal een aantal onderzoeken laten uitvoeren.

Bloedonderzoek naar de verschillende functies van de lever. 

Onderdeel van de diagnostiek

Verschillende leveraandoeningen zullen verschillende soorten schade veroorzaken en zullen dienovereenkomstig de leverfunctietests beïnvloeden. Een leverfunctietest is niet een sluitende manier om een leveraandoening te diagnosticeren. Ze zijn nuttig, maar geven slechts een deel van de informatie die je nodig hebt om tot een goede diagnose te komen. Ze zijn ook nuttig voor het monitoren van iemand met een leveraandoening, maar ze zijn niet altijd accuraat. Het is algemeen aanvaard dat bij bepaalde leveraandoeningen – bijvoorbeeld hepatitis C – de leverfunctietest mogelijk niet de mate van ontsteking of fibrose (vorming van littekenweefsel) laat zien. 

Er bestaat een slechte correlatie tussen de ernst van de leverschade en de hoogte van de transaminasen. De lever kan zelfs aangetast zijn bij normale transaminasen. Omgekeerd worden bij ongeveer 1 à 4 personen zonder enige klacht afwijkende transaminasen gevonden.

Referentiewaarden Bij gezonde mensen vallen de waarden van de leverfuncties binnen de normale grenzen. Deze normale grenzen worden de referentiewaarden genoemd. Abnormale leverfuncties kunnen een eerste aanwijzing zijn in de richting van een leverziekte. In het beginstadium van een leverziekte zijn er meestal nog geen lichamelijke klachten, terwijl de leverfuncties wel al veranderd zijn. Dit heeft te maken met de grote reservecapaciteit van de lever. Lichamelijke klachten treden hierdoor pas op wanneer de lever al behoorlijk beschadigd is. 

Er worden zeven leverwaarden in het bloed gemeten. 

Er worden zeven leverwaarde in het bloed gemeten. Dit zijn het ALT, Albumine, Alkalische fosfatase, AST, Bilirubine, Totaal eiwit en het Gamma GT gehalte. De ALT-waarde, Gamma GT en AST waarde zijn de bekendste leverwaarde en zijn enzymen die in de lever helpen stoffen om te zetten in andere stoffen. Deze hebben allemaal te maken met de verschillende processen die zich in de lever afspelen.

Amino-Transferase

AST

ALT

ALT, AST en het LDH zijn enzymen die hoofdzakelijk voorkomen in levercellen. Als levercellen beschadigd zijn, lekken de enzymen weg uit de lever. Er ontstaat dan een verhoogd gehalte van deze enzymen in het bloed. Dit wijst dus op een beschadiging van de lever.

Wanneer beiden (ALT en AST) testen worden uitgevoerd is het mogelijk om een ratio te berekenen, dit geeft extra informatie. 

AF 

Alkalische fosfatase 

Gamma-GT

Gamma-glutamyl transpeptidase

AF en gamma-GT zijn ook enzymen. Een verhoogde concentratie in het bloed kan wijzen op verschillende aandoeningen van de lever of galwegen. 

Een licht verhoogde gamma-GT waarde heeft meestal te maken met gebruik van alcohol en/of medicijnen, leververvetting en extreem overgewicht. 

Een sterk verhoogde gamma-GT waarde wijst op alcoholmisbruik of een belemmerde afvoer van galvloeistof. Dit kan veroorzaakt worden door galstenen, een vernauwing of afwijking aan de galwegen.

Een verhoogde alkalische-fosfatase waarde, in combinatie met normale ALT en AST, wijst in de richting van een galwegaandoening. Alkalische-fosfatase wordt ook aangemaakt in de cellen van de darm, nieren, placenta en botten. Een verhoogd gehalte kan dus ook wijzen in de richting van een aandoening buiten de lever en galwegen.

Bilirubine Bilirubine ontstaat bij de afbraak van rode bloedlichaampjes uit de rode bloedkleurstof ‘hemoglobine’. Bilirubine wordt vanuit het bloed opgenomen in de lever. Daar wordt het omgevormd en vervolgens met de galvloeistof afgevoerd naar de galblaas. Uiteindelijk verlaat het omgevormde bilirubine het lichaam met de ontlasting. Hierdoor heeft de ontlasting een bruine kleur.
Een verhoogd bilirubinegehalte in het bloed betekent dat de lever niet optimaal functioneert. Een verhoogd bilirubinegehalte in het bloed gaat vrijwel altijd gepaard met geelzucht. Hierbij kleurt als eerste het oogwit maar later ook de huid geel. Dit komt doordat bilirubine een intense gele kleur heeft.
Albumine Albumine is een belangrijk eiwit dat aangemaakt wordt door de lever. Vervolgens wordt het door de lever afgegeven aan het bloed. Albumine dient onder andere als transportmiddel voor calcium (kalk), bilirubine, geneesmiddelen, hormonen en vetzuren.
Een laag albuminegehalte in het bloed kan een aanwijzing zijn voor een slecht functionerende lever.
Een verlaagd albuminegehalte is niet karakteristiek voor een leveraandoening. Het kan ook andere oorzaken hebben, zoals een nieraandoening, een schildklierafwijking of ondervoeding.
PTT

Protrombinegehalte of stollingstijd

De PTT-waarde wordt gebruikt om te onderzoeken of de bloedstolling te snel of te langzaam is. De lever maakt verschillende stollingsfactoren aan, die samen zorgen voor de bloedstolling. 

Een verlengde stollingstijd kan betekenen dat de lever te weinig stollingsfactoren aanmaakt. De oorzaak hiervan kan een leveraandoening zijn.

 
Bij cirrose kan een verhoging van de alfa-foetoproteïnes (AFP) de aanwezigheid van leverkanker signaleren, maar dat is niet systematisch zo.

Wat is normaal? Wat is de ‘norm’?
Een laboratorium vergelijkt je onderzoeksresultaten met de eigen ‘norm’. Weet dat deze normen variëren van laboratorium tot laboratorium. Het is dus beter om al je onderzoeken in hetzelfde laboratorium te laten uitvoeren. Maar je moet je niet vastpinnen op die norm. Wat belangrijk is, is de evolutie van de resultaten van de verschillende onderzoeken.

Echografie van de lever 

Een echografie maakt gebruik van ultrasone golven (dus zonder radioactiviteit) die artsen in staat stellen om organen in beeld te brengen. Een echografie staat toe om de structuur van de lever te onderzoeken en het volume te meten (een zieke lever kan kleiner of groter zijn dan een normale lever), om de staat van de galblaas te controleren en om afwijkingen te detecteren: cirrose, goedaardige tumors (cystes) of kwaadaardige gezwellen (kankers). De leverechografie is in feite enkel nuttig bij patiënten met gevorderd leverlijden om de eerste tekens van verwikkelingen (bv leverkanker) op te sporen.  Een echografie wordt systematisch voor een biopsie uitgevoerd. In geval van cirrose moet dit onderzoek elke 6 maanden worden herhaald.

Fibroscan

In het geval van cirrose geeft dit onderzoek preciezer aan hoeveel littekenweefsel er in de lever is.

De Fibroscan is een onderzoek dat op een echografie lijkt, ze duurt ongeveer 10 minuten en is volledig pijnloos. Bij een Fibroscan meet men de elasticiteit van de lever door middel van een schokgolfje dat door een probe (een medisch instrument) wordt opgewekt en op de huid boven de lever gehouden wordt. Hoe minder elastisch de lever, hoe verder de verharding van het orgaan gevorderd is en hoe meer fibrose er is. Het resultaat staat dus toe om de graad van de fibrose (littekenvorming) te bepalen.

Leverbiopsie 

De biopsie (ook wel leverpunctie genoemd) wordt momenteel nog uitgevoerd bij een kleine minderheid van de patiënten met complex leverlijden.  Het geeft het meest gedetailleerde beeld van welke letsels de lever heeft opgelopen.  

Met een naald wordt een klein stukje leverweefsel (ongeveer 1,5 mm dik en 2 cm lang) afgenomen. De biopsie wordt uitgevoerd onder lokale verdoving.

MRI

Een MRI-scanner is de benaming van een medisch apparaat dat een beeld vormt van het binnenste van het lichaam. De afkorting komt van magnetic resonance imaging (beeldvorming met magnetische resonantie).

MRI van de lever speelt alleen een voorname rol in het opvolgen van gevorderd leverlijden en in het bijzonder voor de opsporing van leverkanker (het HCC, hepatocellulair carcinoom). Door gebruik te maken van weefselcontrasten en contrastmiddelen kan men de meeste leverafwijkingen detecteren en karakteriseren.

 

Raadpleeg steeds je arts voor volledige informatie.

© VHC Pagina update december 2022

Bron: www.yourlabs.nl en www.leverpatientenvereniging.nl