“Ik heb naast de weg gelopen, en dit is het cadeau…” Marc
Thema: drugsverslaving, overdracht, hepatitis c
Beste Geoffrey,
Bedankt voor je mailtje. Ik had al van Koen gehoord dat jij nu een ontwenningsprogramma volgt. Knap van je, man! Jij vindt van jezelf dat je een watje bent omdat je er hulp bij nodig hebt. Wel, ik vind jou ontzettend moedig. Je schrijft dat jij je aan mij hebt opgetrokken, dat ik voor jou een voorbeeld ben. Best dat ik een T-shirt aan heb, want anders moest ik nu een knoopje van mijn hemd losdoen! A man has to do, what a man has to do, Geoffrey. Het uiteindelijke doel is hetzelfde: clean worden en blijven.
Ik weet dat ik echt in herhaling val, maar heb je je nu al laten testen op hepatitis C? Waarschijnlijk wordt het nu wel standaard getest bij iedereen die intraveneus heeft gespoten en in een ontwenningsprogramma wordt opgenomen, maar zeker weet ik het niet. Vraag het na, jongeman! Je weet dat ik het zitten heb… Ontwend, zo clean als een pasgeboren lammetje, huisje, tuintje (een kleintje dan), kindje, maar zelf ook hepatitis C.
Mocht het helpen, ik zou me nu een klap voor mijn hoofd geven, maar dat is rijkelijk laat. Ik vraag me trouwens nog altijd af of ik toen naar wijze raad had willen luisteren, of ik had willen horen dat ik besmetting kon voorkomen als ik de spuit van een ander maar niet gebruikte… Nu zeg ik van ‘ja’, maar toen? Ik weet het niet. Gelukkig is er het spuitenruilprogramma. Het kost niets en ze leveren letterlijk elk risico – elke besmette spuit – in.
En mijn hepatitis? Ik heb een behandeling gevolgd. Maar 12 weken een pilletje – zonder bijwerkingen. Als een gelukkig man kan ik je zeggen dat ik virusvrij, dus genezen ben.
Enfin, blij dat ik iets van jou heb gehoord. Zorg voor jezelf en laat anderen voor jou zorgen! Ik weet wat jij nu doormaakt, maar het is de moeite waard. Succes en vooral volhouden!
Marc
Een ietwat uitgewoond pand, ergens in een grote stad. Hier woont Mark, 38 jaar en weekendpapa van de 15-jarige Lisa. Hij ziet er goed uit, met een afgetraind lichaam van lopen en rotsklimmen. Mark heeft zijn draai gevonden, ooit was het anders. Jaren geleden ontwende hij op eigen houtje van een harddrugsverslaving.
Hoe het is begonnen? Waarschijnlijk bij mijn geboorte. Niet dat mijn moeder de besmetting met hepatitis C heeft doorgegeven, maar de besmetting is het gevolg van mijn drugverslaving en de oorzaak van die drugverslaving is toch wel in mijn jeugd te vinden. Ik ben de op een na jongste van vijf kinderen. Het jongetje dat net voor mij geboren werd, stierf als baby aan de brozebeenderziekte, osteogenesis imperfecta. Was het uit luiheid of uit onverwerkt verdriet, ik weet het niet, maar mijn moeder gaf mij meteen de naam van mijn overleden broer. De toon was toen al gezet. Ik was niet welkom, net zomin als het broertje dat nog na mij is gekomen. En dat hebben we altijd geweten.
Mijn ouders hadden beiden een resem minnaars en minnaressen. Wij, als kind, vonden dat heel normaal. Wij dachten dat het er overal zo aan toe ging. Voor de rest waren wij een heel gesloten gezin. Wij gingen nooit op bezoek bij familie en vriendjes mochten nooit komen spelen. Toen ik twaalf jaar was, zijn mijn ouders uiteindelijk gescheiden. ’s Middags vertelden onze ouders het, ’s avonds moesten we kiezen bij wie we gingen wonen en inpakken. Een dag later leek het alsof we nooit een gezin waren geweest. Mijn zus en mijn oudste broer trokken mee met papa, ikzelf en mijn twee andere broers gingen met mama mee. We verhuisden meteen naar het huis van de toenmalige vriend van mijn moeder, mijn eerste stiefvader.
De herinneringen aan die tijd zijn met verdriet beladen. Ik miste mijn oudere zus verschrikkelijk, zij was mijn toeverlaat, mijn hulp en mijn zekerheid. Ik moest van school veranderen, ik zag mijn vriendjes niet meer en ik werd voor het eerst geconfronteerd met een zware alcoholist, want dat was de partner van mijn moeder. Het was voor mij echter meteen een kwestie van overleven. Voor verdriet, rouw en gemis was er geen plaats.
Ik was twaalf jaar, trok op met jongens die elkaar slecht beïnvloedden en ik dronk snel zo veel als een volwassene. Op school verveelde ik me steendood, dronk nog meer en werd rebels. De school bekeek het met lede ogen – ik haalde voortdurend kattenkwaad uit maar niemand vond mij een vervelende jongen – en liet me even betijen. Maar aan het einde van het derde jaar werd het zelfs de school te veel. Ik vloog aan de deur. Ik dronk toen dagelijks, in het weekend was ik ladderzat en ik rookte jointjes, nam LSD en speed.
Het ging met mij van kwaad naar erger. Niet zelden ging ik van mijn werk recht naar de kroeg en van de dancing ’s morgens onmiddellijk naar het werk. Ik snoof speed, dronk mateloos en rookte cannabis.
Toen ik zeventien jaar was, liep ik voor de eerste keer tegen de lamp wegens dealen. Ik vloog naar de gesloten instelling in Mol. Drie weken later kwam ik vrij. Toen ik thuiskwam, maakte mijn moeders de regels: zo laat mocht ik vertrekken, zo laat moest ik thuis zijn. Ik had echter nooit regels gekend, dus ik pikte het niet. Ik stopte wat spullen in een tas en vertrok. Zes maanden heb ik toen op straat geleefd. In die tijd ben ik drugs beginnen te spuiten.
Toen ik negentien jaar was, werd ik opnieuw opgepakt wegens dealen. Tijdens de periode van het vooronderzoek geraakte ik weer in de problemen en werd ik opnieuw opgepakt. Alles samen werd ik tot een jaar cel veroordeeld. Later werd die, dankzij een goede advocaat, omgezet in probatie.
Twee jaar ben ik aan de harddrugs geweest. Ik heb zowat alles gespoten, behalve heroïne. Acht op tien keer gebruikte ik mijn eigen spullen, mijn eigen lepel, mijn eigen spuit. Een jonge apotheker ruilde onze spuiten nog voor er sprake was van een georganiseerde spuitenruil. Die man heeft veel jonge levens gered, besef ik nu. En toch gebeurde het dat ik spullen van een andere verslaafde gebruikte. Niet vaak, maar vaak genoeg om hepatitis B en hepatitis C op te lopen. Gelukkig geen HIV.
Nu, jaren later, denk ik nog altijd te weten hoe en waar en van wie ik mijn besmetting met hepatitis C heb gekregen. We hadden Amerikanen op bezoek, gebruikers. Ik heb hun spuit gebruikt. Later zou blijken dat ik een genotype hepatitis C heb dat vooral in Amerika voorkomt. Ik hoef er geen tekeningetje bij te maken.
Werken was er voor mij toen ook niet meer bij. Ik dealde en dat waren – naast de uitkering werkloosheid – mijn inkomsten. Ik had geen contact meer met mijn familie en de enige die ik nog in mijn leven binnenliet, was mijn peter. Die betaalde voor mij ook de borg van een appartementje waardoor ik, na een hele tijd op straat te hebben geleefd, opnieuw een dak boven mijn hoofd had.
In die tijd leerde ik een vrouw kennen en ik was tot over mijn oren verliefd. Ik woonde toen in een huis met zeven junkies. Op een dag kwam ze woedend de badkamer binnen waar al mijn spuitpullen naast de wasbak lagen. ‘Jij hebt twee meisjes,’ stelde ze. Ze wees naar zichzelf en naar de drugs naast de wasbak. Ik moest een van de twee kiezen.
Die confrontatie was hard maar duidelijk. Ik vond altijd dat ik een romanticus was en toen bewees ik dat ook. Ik nam al mijn drugsgerief en spoelde het door het toilet. Ik heb mezelf opgesloten en heb de drugs letterlijk uitgezweet. Het was een hel, maar het resultaat was wel dat ik clean werd.
Ondertussen – ouder en misschien wijzer geworden – wist ik wel wat ik met mijn leven wilde. Ik volgde avondonderwijs orthopedagogiek. Na vier jaar was ik afgestudeerd.
En net op het moment waarop ik er echt van overtuigd was dat ik mijn hele leven op de sporen had, net toen ontdekte ik dat ik besmet was met hepatitis C. Ik was al langer wat op de sukkel met mijn gezondheid: ik had gezichtsverlies en overal gewrichtspijn. Voor een twintiger was ik ook opvallend moe.
Ik vond een nieuwe baan in de welzijnssector en een nieuwe liefde. Ik werkte als straathoekwerker en voelde dat dit echt mijn ding was. Tot de dag waarop ik me toevallig prikte aan een spuit die ik tijdens mijn straathoekwerk had opgeraapt. Ik meldde het meteen en werd direct getest. De arts wond er geen doekjes om. ‘Je hebt hepatitis B gehad en nu heb je hepatitis C,’ zei hij rechtuit. Hij hoefde me niet veel meer uitleg te geven.
Via de leverpunctie ontdekte men dat er minimale leverschade was maar wel een grote virusload. De arts vond het trouwens verbazingwekkend dat mijn lever nog in zo’n goede toestand was na een vermoedelijk vrij lange tijd van besmetting. Hij stelde een behandeling voor van 12 weken. Gelukkig was die sinds enkele maanden voor alle patiënten terugbetaald. Ik nam deze kans met beide handen aan.
Tijdens de behandeling ben ik blijven werken. Er waren geen bijwerkingen, of ik voelde er toch geen. Ik leefde ascetisch als een overtuigde monnik: ik rookte niets en dronk geen druppel alcohol. Ik verzorgde mijn lichaam als nooit tevoren en tegelijkertijd begon ik het uit te dagen. Ik liep rondjes in het park op mijn tempo weliswaar. Dat deed me ontzettend goed.
De relatie met mijn toenmalige vriendin is na acht jaar afgesprongen. Neen, niet door de besmetting. Ook die periode heb ik overleefd. Voor mezelf heb ik toen besloten dat ik er voor mezelf en mijn omgeving het beste van moet maken. Ik heb een Latrelatie en dat gaat prima. Het contact met mijn dochter is onwaarschijnlijk plezant. Ik geniet ervan als zij hier is en zij kennelijk ook, want ze komt hier tijdens de blokuren studeren.
De meeste druggebruikers geraken het eerste jaar van hun verslaving besmet. Die jongeren moet je kunnen bereiken en dat kan alleen op straat. Peersupport is dan ook uiterst belangrijk. We moeten die jonge gebruikers ervan doordringen dat het niet zo moeilijk is te vermijden dat je besmet geraakt. Gebruik altijd je eigen materiaal, en dat geldt voor alle materiaal. Dus ook voor het glas water waarin je je spuit voltrekt. Ik merk ook dat sommige gebruikers wel weten dat ze geen spuiten moeten delen, maar dan zonder enige aarzeling hun snuifbuis voor cocaïne doorgeven. Het neusslijmvlies van cocaïnegebruikers is bijna altijd beschadigd, dus bron van besmetting en ontvankelijk voor besmetting.
Of ik geloof in preventie? Natuurlijk, anders zou ik er niet zo achter staan.
© VHC vzw Désirée de Poot (journaliste)